Mijn eerste reis van twee maanden naar Madagaskar was zó indrukwekkend, dat moest wel een vervolg krijgen. Meer privé-reizen naar afgelegen gebieden volgden, ik begeleidde groepsreizen, en uiteindelijk streek ik jaren in Madagaskar neer. Ik werkte onder meer voor een prachtig lemurenproject.
Graag neem ik u in dit blog mee naar Madagaskar. Eerst voor een reis door de tijd, langs de bijzondere evolutie van de lemuren. Maar vooral neem ik u mee naar allerlei uithoeken van het land om u voor te stellen aan een aantal markante lemurensoorten. Heeft u interesse in een reis naar Madagaskar? In de tekst staan links naar enkele van onze reizen waar u de betreffende lemurensoort kunt zien, of ga naar onze website Madagaskar voor een volledig overzicht van onze inspiratiereizen. Voor we op pad gaan eerst even dit:
Halfapen, lemuren of maki’s…hoe zit dat nou?
Wie denkt aan lemuren, denkt vaak als eerste aan de ringstaartmaki. Een aaibaar, schattig ‘soort van aapje’ met een zwart-wit gestreepte wollige staart. Maar wat is een lemuur nou precies, zijn lemuren wel apen, en is er verschil tussen lemuren en maki’s? Om bij dat laatste te beginnen: er is geen verschil. Maki of lemuur, het kan allebei. En nee, lemuren zijn geen apen, maar halfapen.
Een evolutionair sprookje
Lemuren komen bijna uitsluitend op Madagaskar voor, en dat heeft te maken met de geïsoleerde ligging van het grote eiland. Meer dan 140 miljoen jaar geleden leidden tektonische verschuivingen ertoe dat het huidige Madagaskar van het Afrikaanse continent losraakte. De ontwikkeling van alle flora en fauna verliep daarom anders dan elders in de wereld, het werd een evolutionair laboratorium, of zelfs een evolutionair sprookje.
Lange tijd bleef Madagaskar opmerkelijk leeg, terwijl elders in de wereld diverse diersoorten tot ontwikkeling kwamen. Zo ook de halfapen, een primitieve primatensoort met kleine hersenen, en waarschijnlijk zijn deze verder ontwikkeld tot ‘hogere apen’. Het lege eiland vulde zich uiteindelijk alsnog met dieren die daar zwemmend, drijvend of vliegend arriveerden. Verondersteld wordt dat zo’n zestig miljoen jaar geleden groepjes lemuren op een drijvend vlot van vegetatie vanaf het Afrikaanse continent zijn aangekomen. Het betrof waarschijnlijk kleine lemuren, die leken op de huidige muislemuren. Vederlicht en snel, een nachtactieve oermaki.
De eerste mini-lemuren verspreidden zich onbelemmerd over het land met zeer diverse klimaatzones met zowel kou als hitte, droge en vochtige regio’s, gevarieerde landschappen en vegetatie: regenwouden, graslanden, bergen, droge loofwouden, tropische zones, karstformaties, stekelwoud…
In de strijd om territoria en voedsel hadden de halfapen elders in de wereld weinig kans tegen de grotere en sterkere apen met grotere hersenen, andere soorten legden het loodje door afkoeling van het klimaat. Slechts een paar soorten halfapen hield stand, maar niet de lemuren, die zijn bijna overal uitgestorven. Behalve op Madagaskar, daar verliep alles anders. Hier waren maar weinig predatoren en ook geen ‘hogere apen’. Het was voor lemuren een waar Hof van Eden.
Diversificatie in het kwadraat
Ik maak een enorme sprong in de tijd, we landen in het begin van onze jaartelling. In alle uithoeken van Madagaskar leven dan lemuren. Naast allerlei varianten op die eerste muismaki’s is er een bonte galerij aan grotere soorten, allemaal afstammelingen van deze oer-muismaki’s. Het moeten honderden verschillende soorten geweest zijn, kleine en grote lemuren met vachten in allerlei tinten en kleurcombinaties. De tijd had ze allemaal hun plekje op het Rode Eiland gegeven, en beetje bij beetje pasten de lemuren zich aan aan hun leefgebied. Ze leerden overleven op de aanwezige voedselbronnen, ze ontwikkelden bijzondere overlevingsstrategieën. Nachtactieve en dagactieve lemuren, solitaire dieren en lemuren die liever met de hele familie bij elkaar blijven, vruchteneters en omnivoren, dieren die uitsluitend in bomen leven en lemuren die ook op de grond uit de voeten kunnen. De aanpassingen zijn al even gevarieerd als de lemuren zelf.
Een greep uit de creatieve aanpassingen
De indri, sirene van het regenwoud
Met een maximaal gewicht van zo’n negen kilo is de indri de grootste van alle lemuren. Zijn bouw is helemaal gericht op springen van boom tot boom, de lange achterpoten zijn spierbundels die het dier vanuit stilstand kunnen katapulteren. Indri’s kunnen zo wel tien meter overbruggen, een waanzinnig gezicht! Op de grond zult u ze niet aantreffen, daar is de indri onhandig en kwetsbaar.
Ik zag de indri voor het eerst in het regenwoud van het Analazamaotra-reservaat, dat deel uitmaakt van Andasibe-Mantadia National Park. Een goed bereikbaar park, het ligt op 4-5 uur rijden van de hoofdstad Antananarivo. Hier zijn enkele groepen indri’s gehabitueerd, wat inhoudt dat zij gewend zijn aan mensen in hun territorium. De wandeling met gids begon vroeg in de ochtend, voordat de indri’s hun territoriale roep door het woud laten galmen. We vonden de groep indri’s, en stonden op slechts enkele meters afstand bewegingloos te wachten. Het was een spannende stilte, die ineens doorbroken werd toen er – heel ver weg – de roep van een indri klonk. Vrijwel meteen gaf onze groep indri’s antwoord, het ging door merg en been. Al duurde het maar enkele minuten, dit was een ervaring om kippenvel van te krijgen: de roep klinkt als een combinatie van luchtalarm en walviszang, en draagt kilometers ver. Te snel was het voorbij, de stilte daalde weer neer over het woud. Nog even genieten van de prachtige indri’s, en daarna sprongen ze behendig uit beeld, op weg naar hun verse ontbijt van vruchten en bladeren.
Dansende sifaka’s
Sifaka’s zijn eveneens uitgerust met achterpoten die vooral bedoeld zijn voor verplaatsingen hoog boven de grond, waar ze het liefste zijn. Om open terrein over te steken, hebben ze wel een oplossing gevonden: zijwaarts hoppen en springen, met gespreide voorpoten om het evenwicht te bewaren.
Sifaka’s zijn over grote delen van Madagaskar verspreid. Ik zag ze in meerdere nationale parken en zelfs daarbuiten, maar meestal in de bomen. Tot ik naar het uiterste zuiden afreisde, naar het Berenty-reservaat. Daar zijn bospercelen doorsneden met brede paden, en dagelijks steken sifaka’s hier meerdere keren over. Mijn geduld werd beloond, hier zag ik sifaka’s als harlekijns ‘dansen’ voordat ze – hopla hopla – weer de veiligheid van de bomen opzochten.
Leven op een speldenkussen
Het uiterste zuiden en het zuidwesten van Madagaskar zijn gebieden met bizarre vegetatie: stekelwoud. De naam zegt alles, alle planten en struiken zijn voorzien van heel veel, zeer stevige stekels. Het is een uitdaging om zo’n gebied te voet te doorkruisen, als er niet een voldoende breed pad is. Hoe ironisch. In een land waar geen gevaarlijke slangen of roofdieren zijn, schuilt het venijn soms in de vegetatie. Hier leven diverse soorten lemuren zoals sifaka’s en wezelmaki’s, die wonderbaarlijk genoeg geen enkele last hebben van de scherpe stekels. De zolen van hun voor- en achterpoten zijn uitgerust met kussentjes die taaier zijn dan de zolen van bergwandelschoenen. Onderweg van Morondava naar Tuléar, langs de ruige maar prachtige westkust vol baobabs en stekelwoud, zag ik lemuren hoog in de stam van zo’n stekelplant. Ze sprongen meters ver, om zonder probleem met een plof te landen op zo’n speldenkussen.
Wezelmaki’s zijn nachtdieren, die houden zich overdag schuil ergens in dat stekelwoud. Het is magisch om ergens in een natuurgebied tijdens een avondwandeling nachtlemuren te zoeken, en ze te vangen in de lichtbundel van een zaklamp. De meeste nachtlemuren slapen overdag in een boomholte of andere veilige plek. Gidsen weten die vaak feilloos te vinden. Deze roodstaartwezelmaki heeft pech, die slaapt op een spijkerbed.
De messcherpe rotsen van de tsingy
Waar het stekelwoud een uitdaging is, is de tsingy ronduit meedogenloos. Het zijn zwaar geërodeerde karstformaties, met vlijmscherpe punten. Madagaskar telt twee grote tsingy-formaties: de Tsingy van Ankarana en de Tsingy van Bemaraha. Beide tsingy’s zijn deels toegankelijk gemaakt. Ik vond het een heerlijk avontuur om te wandelen over duidelijk afgebakende paden, wiebelende hangbruggen, te klauteren met behulp van touwen, leuningen en houten ladders, te dwalen door het labyrint van diepe kloven, en vanaf platforms uit te kijken over het landschap. Niets in mij overwoog om de paden te verlaten, een misstap leek me erg ongezond. Ik volgde mijn gids zorgvuldig. Daarom was het afwachten of ik lemuren van dichtbij zou gaan zien. Dat was een enkele keer het geval, maar vaker zag ik ze op grote afstand en door mijn verrekijker, nonchalant hoppend over de puntige rotsen en messcherpe richels.
Een smakelijk dieet vol cyanide
In het regenwoud van Ranomafana, in het zuidoosten van Madagaskar, loodste mijn gids mij naar het deel van het bos waar veel bamboe groeit. Daar zag ik de prachtige gouden bamboemaki, die luid smakkend zat te knabbelen aan een jonge bamboescheut. Alle soorten bamboemaki – waaronder de grijze halfmaki – leven voornamelijk op een dieet van bamboe, een plant die een hoge dosis cyanide bevat. De hoeveelheid gif die ze per dag binnenkrijgen, is voldoende om een volwassen mens te doden. Het spijsverteringssysteem van deze lemuur is volledig aangepast om de voedingsstoffen te benutten, zonder het loodje te leggen. Mijn gids vertelde dat een onderzoeker maanden in Ranomafana heeft doorgebracht om te onderzoeken hoe deze dieren kunnen leven op zo’n cyanide-rijk dieet. De meeste tijd bracht ze door onder bomen en struiken waar de bamboemaki’s zaten te eten, om hun urine op te vangen. In het lab stelde ze vast dat de urine zowel gedetoxificeerde cyanide, als giftige cyanide bevat. Ik keek snel even omhoog om zeker te weten dat ik geen douche met cyanide riskeerde.
De emigrant
De enige plaats waar de mangoestmaki op Madagaskar te vinden is, is het Ankarafantsika Nationaal Park in het westen van het land. Toch is dit niet waar ik deze lemuur in de vrije natuur zag, dat was op het eiland Mohéli, een van de eilanden van de nabijgelegen Comoren-archipel. Buiten Madagaskar is dit het is het enige land waar lemuren leven. Bewoners van Madagaskar hebben het dier lang geleden geïntroduceerd op de Comoren, waar het moeiteloos een plek vond in zijn nieuwe leefomgeving. Dat was mogelijk omdat de mangoestmaki een uiterst flexibel dier is. Het liefst eet hij vruchten, maar een maaltje van bloemen en bladeren is ook prima. Verder lust deze omnivoor kevers, larven, schimmels, dood hout en zo af en toe zelfs een vogeltje. Daar komt nog bij dat de mangoestlemuur zowel overdag als ’s nachts actief kan zijn. In de regentijd zijn ze liefst overdag op pad, maar in de hetere droge tijd gaan ze vooral op voedseljacht in de koelere nachten. Een makkelijke gast, de perfecte emigrant.
Aye-aye, het mysterieuze spookdier
Zóveel reizen naar allerlei natuurgebieden in Madagaskar, maar het duurde heel lang voor ik het geluk had om de aye-aye te zien. Het is een nachtdier dat solitair leeft in een groot territorium, ze zijn zeldzaam en erg schuw. Een zeer opmerkelijke verschijning als een rommelige borstel met priemende ogen, een omnivoor die leeft van fruit, nectar, honing, zaden, insecten en eieren. En larven, die onzichtbaar voor het oog leven onder boomschors. De evolutie voorzag de aye-aye van de nodige gereedschappen om de larven te kunnen vangen. Grote oren, om te horen waar de larven zitten. Scherpe voortanden, om grote stukken schors te verwijderen. Een dikke vinger met een stevige nagel, om het fijnere peuterwerk te doen en om een gat te maken naar de holte waar de larve zit. Tot slot een extra lange, zeer dunne middelvinger met een scherpe nagel, om door dat gat te hengelen en de larve uit zijn hol te vissen.
In het Palmarium-reservaat – in het oosten van Madagaskar – is een eiland waar meerdere aye-aye’s zijn uitgezet. Geen 100% natuurlijke situatie, de dieren leven dichter op elkaar dan zij zouden verkiezen. Om ervoor te zorgen dat ze allemaal op dit kleine territorium voldoende voedsel vinden, worden ze bijgevoerd. Ze krijgen onder meer verse kokosnoten, wat de aye-aye ziet als een extreem lekker hapje. Bezoekers mogen komen kijken, in de avond als de aye-aye wakker is. Aangekomen op het eiland kregen we uitleg over de spelregels, allemaal erop gericht om de dieren niet te storen. In het flauwe schijnsel van speciale lampen zag ik meerdere kokosnoten in de vork van bomen bevestigd. In stilte wachten in het bijna-donker, luisteren naar de geluiden van het bos…dat alleen al was een intense ervaring. Na enige tijd kwam een aye-aye bijna geruisloos uit het donker tevoorschijn, een tweede volgde iets later. Ze kozen ieder hun eigen boom. Met die lange middelvinger begon het gepeuter, de aye-aye’s snoepten van de kokos tot hun smoel glom van het vocht.
Tot slot: een bijzonder kleurrijke familie
Ooit waren er wellicht honderden soorten lemuren, inmiddels zijn dat er nog maar ongeveer 111. Ongeveer, want steeds meer soorten verdwijnen uit beeld en zijn mogelijk voorgoed van de aardbodem verdwenen. Daar staat tegenover dat er nog steeds nieuwe soorten worden ontdekt. Trieste statistieken laten zien dat het voortbestaan van 90% van alle soorten lemuren onder druk staat, en 30% is met uitsterven bedreigd. De oorzaak: stroperij, houtkap en bosbranden. Dat laatste meestal als gevolg van de traditie van tavy (slash-and-burn), waarbij bospercelen worden opgeofferd om meer landbouwgrond te verkrijgen.
Ook de prachtige blauwoogmaki is met uitsterven bedreigd. De oogkleur varieert van blauwgroen tot staalblauw, het zijn – naast de mens – de enige primaten met zulke blauwe ogen. De vacht van de mannetjes is zwart, terwijl de vrouwtjes rossig tot roestbruin zijn. Deze kleurrijke lemuren zijn alleen te vinden op het schiereiland Sahamalaza, in het noordwesten van Madagaskar. Ik vond het een groot voorrecht om mij gedurende enkele jaren in te mogen zetten voor een project om in het – toen net nieuwe – Nationale Park Sahamalaza-Iles Radama een kampement voor toeristen te bouwen. Eenvoudige accommodatie (canvas safaritenten met bedden) en voorzieningen, maar sindsdien ondernemen avontuurlijke reizigers de tocht naar het afgelegen bosperceel Ankarafa, waar de blauwoogmaki te zien is. Mijn favoriete aanlooproute is via de zee: met de boot aanmeren bij een afgelegen strand, vervolgens een uur lopen naar het kamp. Mijn favoriete seizoen: half september tot eind oktober, omdat dat de periode is dat de jongen geboren worden.
Jonge lemuren van dichtbij zien, het is een lust voor het oog, een tafereel dat altijd vrolijk maakt. Bovendien zijn de kleintjes een symbool van hoop, ze zijn zo ontzettend welkom en hard nodig in de strijd om het voortbestaan van de lemuren. Daarom tot slot van deze reis door Madagaskar een paar knusse familiekiekjes uit de kraamkamer van de blauwoogmaki, in het bos van Ankarafa. Where the world can’t find you…
Fotocredits: