Er zijn van die steden die wel op je lijstje staan om te bezoeken maar die vaak links of rechts worden ingehaald door de alledaagse gang van zaken of andere aantrekkelijke bestemmingen. Tallinn is daar één van. Toen de gelegenheid zich voordeed om de Estse hoofdstad te bezoeken, greep ik die kans dan ook met beide handen aan. Een oude Hanzestad met daarnaast een Sovjetverleden, daar moest wat te beleven zijn! En de mensen van Michelin roepen over de exploderende culinaire ‘scene’. Vandaar dat ik op een donderdagmorgen in alle vroegte de trein naar Schiphol pak om één en ander aan den lijve te ondervinden.
Het eerste bedrijf
De vlucht is kort en comfortabel. De luchthaven van Tallinn, de hoofdstad van de meest noordelijke Baltische Staat, is voor een hoofdstedelijke luchthaven bijna knus te noemen. Doordat ze niet al te groot is, liggen de koffers eerder op de band dan ik bij de bagageband ben.
Binnen een kwartier zitten we in het centrum van de stad. Onderweg zie ik een mengeling van moderne wolkenkrabbers en oude complexen. Doordat Estland lang bij de Sovjet Unie heeft gehoord, is die invloed duidelijk zichtbaar in de stad. Tallinn is compact en vol contrasten.
De oude stad bestaat uit de Domberg en de benedenstad, waar zowel gebouwen als vestingwerken uitstekend bewaard zijn gebleven. De geschiedenis is een aaneenschakeling van verhalen en legendes en de hele oude stad is UNESCO-werelderfgoed. Hier bevindt zich ook de oudste apotheek van Europa. Een stadswandeling met een goede gids is zeker de moeite waard.
Bij de vestingwerken worden we gewezen op een toren met de bijzondere bijnaam: Kiek in de kök. Inderdaad, ‘Kijk in de keuken’. Vanuit deze wachttoren konden de bewakers zo bij de huizen naar binnenkijken. Als je als wachter in een van die huizen woonde, kon je dus bij wijze van spreken zien wat je ’s avonds te eten kreeg.
Op de Domberg leefden de adel en de rijken, in de benedenstad de handelaren en arbeiders. Dat dit niet altijd goed samenging, blijkt wel door de muur die ertussen gebouwd werd en waar ’s avonds de poort op slot ging.
Om de stad heen liggen de modernere wijken. Althans, oude wijken en complexen die omgebouwd worden naar chic en/of hip. Een voorbeeld daarvan is Rotermann City. Dit gebied heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Tallinn; in de 19e eeuw was het de kruising van wegen uit Tartu, Narva en Pärnu. Daarnaast zijn er ook andere grote industriële bedrijven in het gebied die nu zijn omgetoverd tot luxe winkel- en horecagebied. Aan de rand ervan ligt het Metropole Spa Hotel met een uitstekende wellness.
We eten die avond in Restoran 38. Ooit een pop-up tijdens de pandemie; inmiddels heeft het zelfs een aanbeveling in de Michelin gids. Dat mag blijken: heerlijke gerechten en uitstekende bijpassende wijnen.
Aan de overkant van mijn hotel neem ik nog een afzakkertje in Chicago 1933, een livemuziekbar waar een aantal vijftigers volledig losgaat op de wat steviger muziek uit de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Het loopt tegen midzomer aan, dus het wordt nauwelijks donker. Dan zijn die verduisterende gordijnen fijn. Het is begin juni en om 04:00 uur is het alweer volledig licht!
Het tweede bedrijf
Dag twee gaan we de zee op, de Finse Golf. Voor de kust liggen zo’n 2.200 eilanden, waarvan enkele zijn bewoond. Prangli is het grootste en ook voor Esten een goede (dag)bestemming. Er wonen slechts zo’n 70 mensen permanent, maar met bezoekers en vakantiegangers loopt dit aantal redelijk op. Authentieke huizen, rust en natuur zijn de kenmerken. Het heeft een supermarktje en een kerk en is heerlijk rustig. Het spannendste is de wipkip voor het winkeltje.
Die nacht slaap ik in een container. Het Hektor Container Hotel bestaat uit een aantal containers, ingericht als compacte hotelkamers. Dat alles binnen een oud fabrieksgebouw. Het is het enige hotel in Telliskivi Creative City. De City is een voormalig fabriekscomplex en biedt nu huis aan galerieën, onafhankelijke winkeltjes, designers, startups, musea, theaters en horeca. Hier staat ook het vermaarde Fotografiska Yallinn Photography Museum. Jaarlijks vinden er in deze wijk meer dan 800 evenementen plaats.
Liefhebbers van gin kunnen er terecht in de Juniperium Distillery voor rondleidingen en proeverijen of gewoon een aantal heerlijke cocktails aan de bar drinken. De ‘creatieve stad’ staat bovendien bekend om haar street art. Er worden tours georganiseerd die zeer de moeite waard zijn
Het derde- en slotbedrijf
Op dag drie staat het Openluchtmuseum van Estland op het programma. Het biedt een mooi overzicht van de geschiedenis van het land, van het prille begin via de Sovjetperiode naar het heden. Leuk om er een ochtend door te brengen.
Dan volgt een uitstekende lunch bij Bistro Lore in Noblessner Marina, een gerenoveerd havengebied met leuke cafés en restaurant. De panna cotta met passievrucht en de rabarberlimonade alleen al zijn een bezoek meer dan waard.
Voor ons Nederlanders is fietsen een tweede natuur. Dat weet het Ests Verkeersbureau blijkbaar ook, dus na de lunch stappen we op de pedalen. Het eerste gedeelte van de route leidt langs de kust. Hier wordt nog veel ontwikkeld. Zo wordt een oude gevangenis omgebouwd tot een complex met dure appartementen. De Linnahal, een congrescentrum gebouwd voor de Olympische Spelen van 1980, ligt er in zijn bombastische Oostblokstijl verlaten bij. Het was tegelijk een fortificatie maar nu weet men eigenlijk niet wat men ermee moet. Bij de ferryhaven, waar naast cruiseschepen ook de veerboten uit Helsinki aanmeren, treffen we een flink aantal groothandels in drank. Alcohol is hier een stuk voordeliger dan in Finland, waardoor alcoholtoerisme een prima verdienmodel is. Op steekwagentjes worden de voorraden mee teruggenomen naar Finland.
Voor we naar ons hotel gaan duiken we nog de wijk Kadriorg in, een romantische binnenstadswijk vlakbij de kust. Presidentieel en toch gezellig. Het Kadriorg paleis en kunstmuseum, omringd door het verzorgde Kadriorg Park, werd ooit door tsaar Peter de Grote aangelegd als uiting van liefde voor de stad. Het 18e-eeuwse park met fonteinen en beekjes wordt omringd door al even historische houten huizen, met bloeiende boomtakken die over de gedetailleerde deurkozijnen van deze prachtige meesterwerken leunen. Detail: onze Peter is er zelf nooit geweest! Ook hier vind je elegante restaurants, cafés met lokale charme en een verfijnde kunstscène. Alles is hier een stuk klassieker dan in de eerder genoemde wijken.
Hotel L’Ebitdu, waar ik mijn laatste nacht op Estse bodem doorbreng, ligt aan de rand van het oude centrum en heeft een uitstekende wijn- en tapasbar in de kelder. Het restaurant Roof bevindt zich op de bovenste verdieping en heeft een prachtig uitzicht. Ook het ontbijt wordt hier geserveerd: breakfast with a view.
Afsluitend dineren we in restaurant Tuljak dat de Estse keuken met een moderne twist serveert. Het restaurant heeft sinds dit jaar een Bib Gourmand, is prachtig gelegen en heeft uitzicht over zee en zonsondergang. Dit restaurant is een topper, ook qua personeel, en een heerlijke afsluiting van een mooie reis.
Op het gebied van luxe hotels kom je al vrij snel uit bij de grote ketens als Hilton, Radisson en Swissotel. Wie verder kijkt, vindt in de oude stad Hotel Telegraaf, Autograph Collection (88 kamers) en boutique hotels als Schössle Hotel (23 kamers, klassiek ingericht), het Centennial Hotel Tallinn (Nordic, 81 kamers) en het in juli openende Nunne Boutique Hotel met 74 kamers.
Resumé
Tallinn is echt een Untamed-stad/toffe stad. Op gastronomisch gebied werd ik aangenaam verrast. Het is echter de combinatie van klassiek en chic met industrieel erfgoed, opkomende uitgaansgebieden en rauwe randen die de stad haar aantrekkingskracht geeft.